De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens

In 1948 had de wereld zijn aandacht volledig gericht op de nieuwe Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties. Onder het bezielende voorzitterschap van Eleanor Roosevelt – weduwe van President Franklin Roosevelt, zelf actief voorvechtster van mensenrechten en de VN afgevaardigde van de Verenigde Staten – ging de Commissie aan de slag met het opstellen van een document dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zou worden. Roosevelt verwees naar de Verklaring als de internationale Magna Carta voor de hele mensheid. Het werd op 10 december 1948 door de Verenigde Naties aangenomen.

In het voorwoord en in Artikel 1 verkondigt de Verklaring ondubbelzinnig de inherente rechten van alle mensen: “Terzijdestelling van en minachting voor de rechten van de mens hebben tot barbaarse handelingen geleid, die het geweten van de mensheid geweld hebben aangedaan. Terwijl de komst van een wereld waarin de mensen vrijheid van meningsuiting en geloof zullen genieten, en vrij zullen zijn van vrees en gebrek, is verkondigd als het hoogste ideaal van ieder mens…Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren.”

De lidstaten van de Verenigde Naties verbonden zichzelf tot samenwerking om de dertig artikelen van de mensenrechten te bevorderen, die voor de eerste keer in de geschiedenis waren samengebracht en geordend in één enkel document. Als gevolg hiervan zien we dat veel van deze rechten, in verschillende vormen, vandaag deel uitmaken van de grondwetten van democratische landen.