In Antwerpen bestaat er een veelvoud aan niveau’s: districten (de vroegere gemeenten) met een verkozen gemeenteraad, een niveau van de gefusioneerde gemeenten met verkozen gemeenteraad, de provincie met verkozen raadsleden, het Vlaams Gewest met ministers en parlement, de Federale staat met regering en parlement, het Europese parlement. Om er zeker te zijn dat de burger niet meer weet welke verkozene wat doet en waarom, heeft men in Vlaanderen nog een nieuw niveau bedacht, de referentieregio’s zonder democratische controle.
Het nieuwe niveau vervangt het oude, de provincie en doet wat noodzakelijk is voor de efficiëntie van de gemeenten; het overbrengen van bepaalde bevoegdheden naar een hoger niveau dat door zijn schaalgrootte bepaalde projecten wel aankan. Alle verantwoordelijkheden moeten van de provincie naar het stadsgewest overgebracht worden. Dit nieuw niveau kan zelfs bepaalde verantwoordelijkheden overnemen van het niveau boven dit niveau: dus meer decentralisatie i.p.v. centralisatie. Dit is eigenlijk het verminderen van de bureaucratie, wat een dringend nodige kostenverlaging betekent.
Niet alleen qua efficiëntie zou het nieuwe niveau een stap voorwaarts moeten betekenen, ook qua democratische controle en legitimiteit. De parttime mandatarissen van dit nieuwe niveau kunnen rechtstreeks verkozen worden, gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen en met het stadsgewest als kiesdistrict. Beslissingen moeten dichter bij de mensen genomen worden, zodat de bevolking betrokken blijft bij de politiek. En niet er van op een afstand en zonder enige interesse naar kijken zoals het nu is.
De stadsgewesten worden geleid door verkozen parttime parlementsleden. We kiezen één parlementslid per 10.000 burgers, wat neerkomt op ongeveer 1058 parttime (dus ook minder betaalde) parlementsleden. Wanneer we blanco stemmen waarde geven met lege zetels dan moeten hier bij bv 15 % blanco ongeveer 158 lege stoelen zijn.
De gouverneur van het stadsgewest en zijn kabinet zijn diegenen met het meeste voorkeurstemmen. Door dit systeem moeten er niet langer onderhandelingen gevoerd worden over wie deelneemt aan het bestuur. Ze worden indirect verkozen door de bevolking.
We moeten een nieuwe naam zoeken: kanton, arrondissement, referentieregio, stadsregio, regio, district of stadsgewest. Ik verkies ‘district’ omdat het in meerdere talen hetzelfde is.
We moeten zoeken naar een strikte scheiding van de bevoegdheden tussen de verschillende niveau’s. Er mag geen overlapping van de bevoegdheden zijn om alles vlot te laten verlopen. Er komen zoveel mogelijk bevoegdheden naar het nieuwe niveau. Het nieuwe niveau moet bevoegdheden krijgen over aangelegenheden die door een hele regio gebruikt worden, zoals cultuur, onderwijs (behalve lager en kleuter), mobiliteit, verzorgingsbedrijven en zo verder.
Het nieuwe bestuursniveau moet komaf maken met de huidige wildgroei aan regionale samenwerkingsverbanden zoals intercommunales, huisvestingsmaatschappijen, vzw’s voor cultuurprojecten, sociale verhuurkantoren en zo verder. Het nieuwe niveau moet de werkingsgebieden van deze samenwerkingsverbanden laten samenvallen, alsook de politiezones, brandweer en civiele bescherming, de gerechtelijke en bestuurlijke arrondissementen, het kiesarrondissement, het werkingsgebied van bv. De Lijn, en zo verder. Dit gaat verder dan de referentieregio’s van Bart Somers.
Debat over kerntaken
Een echt debat over de kerntaken is dringend nodig. We moeten samen beslissen (misschien wel door een referendum) wat we aan de markt willen uitbesteden en wat de federale staat of het stadsgewest in handen moet houden. Staat tegen privé, maar aub geen links tegen rechts.
“Was het marktdenken doorgeslagen? Jazeker. Zal de overheid het beter doen? Nee. Zodra de pandemie is bedwongen, dringt een breed debat over de kerntaken van de overheid zich op. Binnen de verschillende regeringen, maar liefst ook daarbuiten.”
Wim Verhoeven, hoofdredacteur van Trends.
- Staatsinstellingen scoren laag op productiviteit: is dit het gevolg van te hoge beschermingsgraad? Hoe kunnen we dit aanpassen? Met een echt eenheidsstatuut?
- Moet de overheid aandeelhouder zijn in bedrijven?
- Moeten intercommunales winst uitkeren ? Ja, aan de burgers?
- Mogen intercommunales dochters oprichten ? En beleggen in het buitenland?
Intercommunales
Het LVV schrijft hierover:
“De organisatie en kostenefficiëntie van intercommunales zijn echter wel beheersbaar door politici. Net daar komt de kat op de koord: deze organisaties blinken niet uit in (kosten)efficiëntie. De gemiddelde loonkost per werknemer bij Fluvius bedraagt 96.000 Euro. Dit is significant hoger dan voor andere industriële bedrijven. De raden van bestuur van Fluvius en dochtermaatschappijen zijn bevolkt door politici van diverse pluimage én dossierkennis (in totaal 380 mandaten!) die hiervoor zitpenningen ontvangen.”
De intercommunales en aanverwante structuren zijn door politici “gewild” ontaardt in een ondoorzichtig kluwen en vooral bewust onttrokken aan democratische controle. Het is een soort speeltuin voor politici van alle partijen. Intercommunales zijn ontstaan omdat bepaalde problemen niet op gemeentelijk vlak gerealiseerd kunnen worden.
Intercommunales moeten worden opgericht per stadsgewest. De basisbehoeften van mensen; wonen, water, elektriciteit, gas, internet en openbaar vervoer moeten ondergebracht worden in intercommunales per stadsgewest. Dus geen grote organisaties meer met veel bureaucratie, maar kleine flexibele entiteiten die dichter bij de behoeften van de burger staan.
Verder lezen;