Koyaanisqatsi

Koyaanisqatsi is een woord uit het Hopi, het betekent: leven uit balans. Een gecorrumpeerd, chaotisch bestaan, een manier van leven die vraagt om een nieuwe manier van leven. Het is een perfect woord voor onze chaotische wereld, waarin de meeste mensen zich heel klein en onbelangrijk voelen.

Willen we geluk of genot?

Maar wat is geluk? Droge voeten, volgens Peter, wiens meubelen door de kamer drijven. Een dak boven je hoofd, zegt Frits, die grotendeels op straat leeft. Voor Chantal is een nieuwe jurk zaligmakend en tien kilometer hardlopen doet voor Merel de truc. Voor een bepaalde groep mensen, laten we ze voor het gemak materialisten noemen, is er maar één antwoord mogelijk: de staatsloterij winnen. Anderen voelen zich het gelukkigst als ze een lekker glaasje wijn drinken op een zonnig terrasje, weer anderen geven de voorkeur aan een hele fles. Kortom, voor iedereen is dit weer anders.

Kiezen we er echt voor om steeds meer te consumeren?

In zijn boek “We consumeren ons kapot” schrijft Dirk Geldof: “Bovendien maakt die overvloed niet gelukkig. Velen worden ziek, werken zich te pletter of steken zich in schulden om nog meer te kunnen consumeren. We worstelen met de stress van het exces: hoe groter de keuze, hoe moeilijker we kunnen kiezen. Geluk blijkt niet te koop. Intussen wil het beleid toch steeds meer groei en dus meer consumptie, blind voor de gevolgen voor mens en milieu. De markt verdringt zoetjesaan de democratie, de consument verdringt de burger, het eigenbelang het algemeen belang.”

“Genot is het geluk der dwazen, geluk is het genot der wijzen.”

Ongekend auteur

Bruto Nationaal Geluk

We moeten kiezen voor levenskwaliteit met meer duurzame consumptie en niet voor kwantiteit waarbij onze levensomgeving meer en meer onder druk komt te staan. Onze kinderen hebben tenslotte ook recht op een leefbare wereld. Ik stel voor dat we kiezen voor: Minder is meer, minder kwantiteit meer kwaliteit. Laat ons het wat langzamer doen. Laat ons zoeken naar levenskwaliteit. Tijd om over te schakelen naar het meten van het Bruto Nationaal Geluk.

We moeten pleiten bij onze politici, vakbonden en patroons voor een verschuiving van “harder werken” naar “slimmer werken”. Niet langer focussen op materiële welvaartsverbetering (meer consumeren) maar op een duurzaam (met respect voor de natuur) welzijnsperspectief (met goesting werken). Maar we moeten ook tonen dat we hieraan willen meewerken. Hoe kunnen we gelukkiger worden op het werk en toch rendabel blijven voor onze bedrijven, want daar ontstaat ons welzijn.

Lange werkdagen verhogen de kansen op een vroegtijdig overlijden aan cardiovasculaire aandoeningen, maar slechte managementpraktijken leiden tot een grotere risico op depressies.

Een slechte geestelijke gezondheid op de werkplek is bijzonder vaak terug te voeren tot slechte managementpraktijken, prioriteiten en waarden, die vervolgens weer leiden tot hoge werkeisen en weinig middelen”

Er zijn aanwijzingen dat bedrijven die hun werknemers niet belonen of erkennen voor een sterke inzet, aan onredelijk hoge eisen onderwerpen en weigeren om aan hun medewerkers autonomie te verstrekken, een veel groter risico lopen om met depressies bij het personeel te moeten afrekenen.

Van BBP naar GPI

GPI staat voor Genuine Progress Indicator en is een waarde die wordt gebruikt om de economische groei van een land te meten. De GPI-indicator voegt aan het BBP ook andere cijfers toe die de kosten van de negatieve effecten in verband met economische activiteit vertegenwoordigen (zoals de kosten van misdaad, kosten van ozonuitputting en kosten van uitputting van hulpbronnen, onder andere). Voorstanders van de GPI zien het als een betere maatstaf voor de duurzaamheid van een economie in vergelijking met de BBP-maatstaf.