“Een rechtvaardig man is rechtvaardig, zelfs in de politiek.”
Mahatma Gandhi, Indiaas politicus 1869-1948
Rechtvaardigheid is billijkheid, eerlijkheid, gerechtigheid. Rechtvaardigheid is verbonden met een gevoel, een emotie, die bepaalt hoe wij tegenover een bepaalde situatie of keuze staan. Van jongs af aan hebben wij een ‘rechtvaardigheidsgevoel’. Vaak zal niet het woord ‘rechtvaardig’ vallen, maar het woord ‘eerlijk’. Miskenning in het persoonlijke of in het materiële vormt de kern van de beleving. Als iemand iets niet rechtvaardig vindt zal hij tot verzet komen. Rechtvaardigheid is een strijd waard. Soms een langdurige of heftige strijd. Het oordeel over de rechtvaardigheid ligt ten grondslag aan revoluties en oorlogen, maar ook op individueel niveau vormen schendingen van rechtvaardigheid en discussies over rechtvaardigheid belangrijke drijfveren voor mensen.
De begrippen gerechtigheid en rechtvaardigheid worden door elkaar gebruikt. Er kunnen sociale, politieke, economische, morele, juridische en andere vormen van rechtvaardigheid worden onderscheiden. Bij de Grieken bestond het begrip rechtvaardigheid als een bovenaards beginsel dat de elementen van het universum regelt. Voor Plato (427-347 v.C.) was rechtvaardigheid dat een ieder deugdzaam leeft volgens zijn plaats in de samenleving en zijn relaties met anderen. De kerkvader Augustinus (354-430) zag rechtvaardigheid als de onveranderlijke, door God gegeven natuurwet. Rechtvaardigheid is eigen aan de ziel, via welke God tot ons geweten spreekt. De denkers van het natuurrecht vanaf de 17e eeuw beschouwden rechtvaardigheid als een uitvloeisel van de rede. De huidige betekenis van rechtvaardigheid is die van een richtlijn bij de formulering en interpretatie van wetten.